DonarMuseum
« Terug naar verhalenoverzicht

Donar Basketball Jaren 50

Door Wim Hofstee

Mijn jaar van aankomst bij Vindicat, en dus Donar, was 1954. Een paar jaar daarvoor, bij de start van de basketbalcompetitie in Groningen, was er een vergadering van Praedinius-gymnasiasten bij Frans Krips aan de Gorechtkade; daar waren ook Dolf en Hans van Teerns, en misschien nog anderen. Op voorstel van Frans richtten we de basketballclub Sphaira (Σφαιρα) op, buiten het bestel van de gymnasium-sportvereniging Siegfried; later is Sphaira daar wel in opgegaan. De yell van Sphaira was het Homerische Δευρο φιλη λεκτρονδε, eventueel met de toevoeging Τραπειομεν εύνηθεντες. Wij speelden de allereerste wedstrijd in de Groningse basketbalcompetitie, tegen PersRU (Personeel Rijksuniversiteit), en wonnen die met 12-0 (!). Ik heb daarin het allereerste punt gescoord, een lay-up. In mijn herinnering werd Sphaira/Siegfried in die beginjaren kampioen, behalve misschien het eerste jaar, toen korfballers nog de boventoon voerden; vast staat dat het Praedinius een belangrijke leverancier voor Donar Basketbal was, in die tijd trouwens nog met dubbel-el.

De competitie werd gespeeld in de Korenbeurs, waar het veld alleen de minimaal voorgeschreven breedte kon krijgen doordat de lijnen vlak langs de ronde tafels liepen, bevestigd aan de pilaren, waarop overdags het graan werd uitgespreid. Donar trainde in het ACLO-zaaltje aan de Deusinglaan, nauwelijks hoger dan een huiskamer, en met baskets direct aan de wanden bevestigd zodat een fast break (die we in die tijd een break-out noemden) gevaarlijk was en tot menige blessure leidde.

Ik weet niet anders of we werden ook met Donar steevast kampioen. We hadden een mooi team, waarin vanaf 1955 Hans van Teerns de luiste, mooiste en meest geniale speler was. Later trainden we in de gymnastiekzaal aan het Zuiderpark, onder leiding van onder anderen Teun Schipper en diens basketballende Mesacosa-vriendin Corry. Als kampioen speelden we ook landelijk, in Den Helder, Haarlem en Amsterdam. Een typisch basketballweekend begon met een rit naar het Westen in een gehuurde Volkswagen Kever, waarin vijf basketballers konden worden gepropt, maar waarin uiteraard geen plaats was voor wisselspelers. Vervolgens verloren we een wedstrijd – ik geloof niet dat we er ooit een hebben gewonnen – en sliepen in een studentenhuis of jeugdherberg. De volgende dag verloren we er weer een, en gingen naar de Heineken Hoek op het Leidseplein voor pilsjes. Daarna reden we uitgeblust terug over de Afsluitdijk; ik herinner me dat ik achter het stuur zat maar Dolf van Teerns naast me het gaspedaal moest bedienen. Op weg naar Den Helder stopten we bij het café in Den Oever. Bij een van die gelegenheden sprak Frans Krips de gevleugelde woorden “met twee cognacjes op speel ik veel beter”, waarop Teun Schipper hem prompt buiten de basisopstelling hield (blijkbaar waren we toen met meer dan vijf).

Wat mezelf betreft bestaat een terugblik vooral uit spelmomenten. Zoals de keer dat Hans Beekhuis onder de basket van de tegenpartij langs liep en ik vanaf de middellijn een pass gaf die 20 cm. voor de basket neerkwam, zodat hij mooi kon intikken, waarop iemand vroeg of ik die bal niet meteen in de basket had kunnen gooien. Of andere assists waarbij ik de bal in de sprong, al dan niet achter de rug langs, meteen doorspeelde aan een vrijstaande teamgenoot. Of keren waarin de bal, zonder de ring te raken, met een zucht door het netje viel: daarvoor had ik de term “ringloos” geïntroduceerd. Ik had een beetje de naam van een showspeler te zijn, en inderdaad, als ik erop terugkijk, heb ik het spel belangrijker gevonden dan de knikkers. Het meest gênante bewijs daarvoor was dat ik een keer in de laatste seconden, vrij onder de basket, de bal afspeelde aan Hans Beekhuis, die daar natuurlijk niet op verdacht was, zodat we de wedstrijd met 1 punt verschil verloren in plaats van wonnen.

Maar zelfs dat is een mooie herinnering.